De belastingheffing in box 3 is al enkele jaren onderwerp van een discussie die grotendeels ten overstaan van de fiscale rechter wordt gevoerd.
Doordat verschillende rechters hebben geoordeeld dat de heffing zoals die bestond (30% heffing over een fictief rendement van 4%) niet rechtsgeldig was, heeft de wetgever met ingang van 2017 een gedifferentieerde rendementsgrondslag in de wet opgenomen.
De op 6 september 2019 aangekondigde herziening van het box 3-regime die per 1 januari 2022 in zou gaan, is inmiddels weer van de baan. Het kabinet heeft in een brief van 26 juni 2020 laten weten dat er op Prinsjesdag 2020 een voorstel komt voor een nieuw regime in box 3. De doelstelling van dat nieuwe regime is dat het te belasten rendement zo dicht mogelijk aansluit bij het werkelijk behaalde rendement. Dit is in lijn met de jurisprudentie die het fictief rendement van 4% heeft afgekeurd juist omdat dit geen enkel verband (meer) had met het werkelijk haalbare rendement op beleggingen in box 3.
Hoe deze aanpassing er concreet uit gaat zien is nog niet duidelijk. Wel kunnen we zeggen dat het voor liquide middelen (lees: tegoeden die onder het depositogarantiestelsel, DSG, vallen) makkelijker zal zijn om het werkelijk rendement te belasten dan voor beleggingen in effecten, om maar te zwijgen van cybervaluta als bitcoin. Een categorie vermogen die tussen liquide middelen en effecten in zit, zijn vastgoedbeleggingen. Voor verhuurders van commercieel vastgoed dan wel woonruimte zal deze Prinsjesdag vast nieuws brengen. Maak daarom een notitie in uw agenda voor 15 september a.s.